Journalist Vivienne Groenewoud (47) ziet er met angst en beven tegenop: de dag dat haar zoon het huis uitgaat. Maar nu hij steeds vaker de hort op is, ontdekt ze ineens een wel heel onverwacht voordeel.
Ik heb het nooit echt met iemand gedeeld, niemand wil tenslotte als een verstikkende moeder bekend staan, maar stiekem was ik bang, doodsbang, voor het legenestsyndroom. Dat zit zo. Waar het gros van de koppels na het uitvliegen van de kinderen kunnen terugvallen op een gedeelde geschiedenis, waardoor je dus al enigszins weet hoe het is om alleen met je partner te zijn, liep dat bij mij en mijn man net even anders. Ik was namelijk welgeteld één maand na onze eerste zoen zwanger. Niet gepland uiteraard, al zou ik nooit spreken van een ongelukje. Ik noem het liever een ‘kindersurprise’.
Maar goed, zo’n zwangerschap terwijl je nog in de fase ‘wat is je achternaam ook alweer?’ verkeert, heeft natuurlijk best wat impact. Weg roze bril, weg onbezorgde avonden van geheel dan wel gedeeltelijk ontkleed doorzakken met liters rosé, weg frivole gedachten als: is het gek om mijn tandenborstel bij hem te laten staan? Het was tijd voor serieuze gesprekken.
Ruim zestien jaar later zijn we een geweldige zoon rijker, en in het kader van ‘wij doen alles in omgekeerde volgorde’ hebben we twee jaar terug ons droomhuis gekocht en zijn we vorig jaar getrouwd (kun je na vijftien jaar nog spreken van een ‘moetje’?). Je kunt dus niet zeggen dat we ongelukkig met elkaar zijn, maar eerlijk is eerlijk: we kennen elkaar amper. Althans, niet buiten de gezinssituatie.
Natuurlijk ken ik mijn man in veel opzichten wel. Zo weet ik dat hij een vlijmscherpe humor en twee rechterhanden heeft, een lieve, betrokken vader is en dat hij (nog steeds) lekker ruikt – maar met zijn tweetjes heb je toch een totaal andere dynamiek dan in een gezinssituatie. En die zorgeloze verkenningsperiode met zijn tweeën heeft bij ons zo dus zó kort geduurd dat ik me die amper nog weet te herinneren. Wat nu als onze zoon straks zijn vleugels uitslaat en we hebben elkaar niets meer te melden? Want wees eerlijk, met een kind, zeker met een puber in huis, draait toch zo’n negentig procent van alle gesprekken over wat de blaag in kwestie heeft uitgevreten, of juist wel goed heeft gedaan. Soms is dat dramatisch, soms hilarisch (zoals toen ik laatst een gevonden smintje op de vloer aanzag voor een XTC-pil), maar toch. Hoe je het ook wendt of keert: kinderen zijn de lijm in je relatie. De overige tien procent van onze communicatie ging al snel over mijn werk (leuk) zijn werk (saai, maar ik ben nu eenmaal niet het type dat warm loopt bij verhalen over techniek of dakleer #sorrynotsorry) of (horror) de wereldgebeurtenissen. En ja, nu ik toch eerlijk ben: ook ons seksleven was niet meer wat het geweest is.
Neem een hond
Alsof de duvel ermee speelde stuitte ik ineens op artikelen als Leeg nest, leeg huwelijk? En zoals Esther Goedegebuure in haar stuk Een vogeltje vloog uit, moeder in de stress voor de Volkskrant schreef: ‘Zoals een mens ook niet opknapt van googelen op symptomen van mogelijke enge ziekten, kan ik nu zeggen: doe dat ook maar niet met de zoekterm ‘leeg nest’. Het uitvliegen van kinderen kan leiden tot een serieuze depressie en gepaard gaan met eenzaamheid, spanning met de partner en gevoelens van nutteloosheid. Wie niet meer weet wat hij/zij met de vrijgekomen tijd moet doen neemt een hobby, een hond of meldt zich aan als vrijwilliger in een bejaardentehuis.’ Ik lieg niet, dit soort dingen lees je. Maar ja, ik heb al twee honden, een derde krijg ik er niet door. Ik haat hobbies want die worden bij mij altijd werk, en bejaardentehuizen bestaan niet meer (daar kom ik dan wel weer goed mee weg.) Het legenestsyndroom zou zorgen voor ‘een diepe aanhoudende pijn, die gepaard gaat met een gevoel van leegte.’ Deze bemoedigende woorden werden geïllustreerd door een ervaringsverhaal van een zekere Marie, die vertelde dat zij, toen haar achttienjarige dochter het huis uit ging, zich voelde ‘alsof ze in stukken werd gescheurd en een deel van haar hart uit haar lichaam was gerukt.’ Jottem.
Zul je net zien: temidden van deze existentiële vertwijfeling sloeg de zoon na een rits losse flodders zijn eerste, serieuze vriendin aan de haak. Hartstikke leuk natuurlijk. Voor hem. Natuurlijk ben ik blij dat mijn zoon zijn vleugels uitslaat, zijn wereld steeds groter wordt en hij blijkbaar genoeg sociale capaciteiten heeft om een partner aan te trekken, maar als ik heel eerlijk ben had ik het niet erg gevonden nog even mijn kleine eendje onder mijn vleugels te houden. Ik bedoel: voor mijn gevoel keek hij vorige week nog naar Bumba het clowntje, en nu stonden mijn man en ik als Jut & Jul bij de drogist om een pak condooms aan te schaffen dat ik vervolgens semi-nonchalant op de puberkamer liet slingeren.
Palliatieve fase
Nadat de pubers in kwestie blijkbaar genoeg op elkaar hadden gelegen in het eenpersoonsbedje van de zoon, verkasten ze steeds frequenter naar het huis van de verse schoondochter. Die heeft namelijk wel een tweepersoonsbed. Ik probeerde ze nog te lokken met pizza en McDrek, maar tevergeefs. Met een ‘Zeur niet zo mam, Lana wil nu eenmaal als een zeester liggen’ kon ik het doen, in ieder geval tot ik een nieuwe dubbele boxspring voor hem aanschafte. Daar zaten we dan, mijn man en ik. Alleen. En ik moet toegeven: het viel mee. Het was niet alsof we niets te bespreken hadden. En de simpele wetenschap dat niemand ons kon horen werkte nogal… lustopwekkend.
Ons seksleven was in een palliatieve fase beland. Echt terminaal was het nog niet, maar wanneer ik ons seksleven tot voor kort zou moeten beschrijven met een filmtitel zou ik twijfelen ik tussen While you were sleeping en The Fast and the Furious.
Niet dat we nooit wilden. Maar wij hebben een nogal gehorig huis, en een kind dat vanuit de aangrenzende kamer met overslaande stem (geen idee of dat komt door de baard in zijn keel of van totale shock) gilde: ‘Oh. Mijn. God. Zijn jullie aan het seksen?! Weten jullie wel hoe traumatisch dit is?’, terwijl we slechts een bescheiden kusje uitwisselden, werkte nu eenmaal niet erg stimulerend. Ik heb ooit ergens gelezen dat het grootste cadeau dat je je kind kan geven de aanblik is van hun ouders die nog steeds gek op elkaar zijn, maar zo’n reactie brengt je toch aan het twijfelen.
Echt samen
Ik had nooit verwacht dat het zo makkelijk zou gaan, maar het was alsof we op een geheel ongedwongen manier onze verliefdheidsfase oppakten waar die ooit nogal abrupt was onderbroken door de realiteit van zwangerschapshormonen en bekkeninstabiliteit. Als bij toverslag waren de uitgebluste avonden, waarop hij op tv naar een zootje krabvissers keek die een voor een verzopen op de Beringzee, en ik op mijn laptop naar The real Housewives of Beverly Hills, verleden tijd. Tenminste, als de puber er niet was. Ineens keken we weer echt sámen een film, en in plaats van handenvol Nibbits of borrelnoten naar binnen te schuiven, werd er spontaan gezoend. Ja, mét tong. Ik kan melden: dat was lang geleden. En zo reanimeerden we dus, heel organisch (hehe), ons seksleven. Ik had nooit verwacht dat de wetenschap dat niemand ons kon horen het effect van drugs op ons kon hebben. We ontdekken elkaar echt opnieuw.
Natuurlijk waren er wel kleine verschillen. Zo zijn we zestien jaar ouder dus berijden we elkaar niet meer als twee renpaarden op cocaïne, maar desondanks voelden we ons ineens weer… jong. En wat ik ook een prettige verrassing vond, is dat onze jarenlange gedeelde geschiedenis ons samenzijn eigenlijk helemaal niet saai maakt, maar compenseert wat er aan spanning is ingeboet. Natuurlijk zijn we beiden niet meer de jonge goden m/v die we zestien jaar terug waren, maar zijn grijze haren en vertederen me wel. Zolang ze niet uit zijn oren beginnen te groeien dan. Er zijn grenzen.
Toen onze zoon de volgende dag thuis kwam voelde het alsof we een geheimpje deelden. Ik waagde er zelfs een ondeugend appje aan mijn man aan, terwijl de puber ons argwanend bekeek boven het pakje Yumyum-noedels wat hij stond te mishandelen in de keuken. Het was alsof hij onze hernieuwde passie voor elkaar kon ruiken. Met een ‘jullie doen raar’ en een laatste afkeurende blik vertrok hij naar boven. Hij knalde de deur van zijn kamer dicht – we moesten er zelfs een beetje van giechelen.
Inhaalslag
Natuurlijk navigeert niet elk koppel zo gemakkelijk door het lege nest. Het huis voor jezelf hebben kan in het begin moeilijk zijn, en het is ook echt een veel voorkomende trigger voor echtscheiding, omdat veel stellen beseffen dat ze weinig meer gemeen hebben, buiten het ouderschap. Maar uit een onderzoek van het Amerikaanse blad Psychological Science (november 2021) kan de tevredenheid over je relatie in feite ook verbeteren als kinderen hun vleugels uitslaan. Dat is niet alleen omdat je meer vrije tijd hebt, maar ook omdat je meer van je partner geniet en je je relatie meer prioriteit kunt geven. Hoewel onze zoon welkom is om zo lang thuis te blijven wonen als hij wil, snap ik dat inmiddels wel. Al is het alleen maar omdat we midden op de dag seks kunnen hebben in de woonkamer zodra hij zijn hielen heeft gelicht, en omdat mijn man als verrassing een feminizer pro durfde te bestellen omdat de zoon nu eens een dagje niet bij de brievenbus staat om de pakjesbezorger de doos uit zijn handen te grissen (van privacy heeft hij geen kaas gegeten, en zelfs als je aangeeft dat je niet wilt dat hij andermans pakjes openmaakt moet je alsnog dealen met de vraag: ‘Waarom niet? Het is toch geen vibrator?!’ Ik kan nu eenmaal niet heel overtuigend liegen, dus de aanschaf van grotemensenspeelgoed was dientengevolge lange tijd een no-go.
Ik wacht denk ik toch nog maar even met de aanschaf van die boxspring voor de puberkamer. Want hoewel ik hoop dat hij nog even wacht met de definitieve uittocht, kan ik inmiddels ook de voordelen zien van een kindvrij huis. Vooralsnog vermaken we ons prima. En we hebben nog wel wat jaartjes in te halen.’