Aha, daarom wilde hij dus geen seks

Laura begreep best dat haar man nog maar zelden wilde vrijen. Druk druk druk, spanningen op het werk, dagje ouder, je kent het wel. Tot ze erachter kwam dat er iets heel anders aan de hand was. “Stress had er niets mee te maken, hij had gewoon genoeg van me.”

Mannen zijn bronstig, mannen willen altijd, mannen vouwen je over het aanrecht, mannen bespringen je op de bank, mannen trekken je op schoot en wat mannen betreft is een bed om te seksen niet om te slapen. Zij zijn tot op hoge leeftijd viriel, wij klagen en zeuren, hebben nooit zin en altijd hoofdpijn.

Klopt niks van. Dat mannen altijd seks willen is de mythe der mythen. In ieder geval gold het altijd zin hebben in seks niet voor mijn eigen man: die wilde ooit heel vaak, toen vaak, toen soms, toen af en toe, toen hoogstzelden en uiteindelijk nooit meer. Nimmer, never, niemals. En ik hoor dit, of iets soortgelijks, ook van vriendinnen (we zijn zacht uitgedrukt, vrij open).

‘Maak jezelf maar klaar,’ zegt een man tegen zijn vrouw in een roman van Harry Mulisch. Mijn man zei dat niet hardop op die manier, maar vond het de laatste jaren wel handig als ik vast naar boven ging en klaarkwam voordat hij zich bij me en in me voegde. Ik vond dat in het begin niet erg, de vreemdste dingen kunnen een opwindende uitwerking hebben. Ik interpreteerde zijn sloomheid als blijde verwachting, een soort voorpret. Ik ging ervanuit dat hij handenwrijvend beneden zat, zich verkneukelend bij de gedachte aan mij, kronkelend in ons bed. Het leek wel wat te hebben, voor hem én voor mij, als ik naakt en doorgloeid op hem lag te wachten, klaar voor ontvangst. Maar nu, terugkijkend, vind ik het treurig. En laakbaar bovendien.

Wat laten we ons allemaal wijsmaken? De laatste acht jaar van mijn huwelijk kwam er van seks weinig. Hij wilde niet meer, kon het niet meer, bracht het niet of hoogstzelden op. Er was te veel stress in zijn leven, zei hij. De zeer intensieve zorg voor onze chronisch zieke zoon nekte hem. Hij had drie banen. Het kwam wel weer. Natuurlijk kwam het wel weer. Ik moest gewoon geduld hebben.

De laatste keer dat we het deden, maar dit realiseerde ik me pas later, verloor hij halverwege zijn erectie. Dit probleem speelde hem vaker parten, al sinds ik hem ken, ik deed er altijd oprecht luchtig over. Hij heeft een angstige natuur, op velerlei gebied. En als hij zich van tevoren zorgen maakte of het wel zou lukken, tja, dan lukte het soms niet. Nou en. Ik ben het maar, zei ik dan, het komt wel weer goed. Jarenlang was dit dus ook zo. Anders dan hij werd ik er niet onzeker van. Het is altijd goed om dingen van een ander niet op jezelf te betrekken, ja toch? Nu hij me na 28 jaar heeft laten zitten, denk ik: misschien schoot ik daar wel in door. Ik had oprecht geen idee dat hij me niet meer aantrekkelijk vond. Hooguit kwelde me af en toe het idee dat ik wel dik was geworden. Mooi vond ik mezelf niet meer met die pens, maar met mijn seksuele eigendunk was weinig mis. Man was ook dik. Mij kon dat niet schelen. Hem vast ook niet.

Hoe kwam ik aan dit seksuele zelfvertrouwen? Ik was nog geen vijftien toen ik het voor het eerst deed, op een zolderetage met een op Richard Gere gelijkende havoscholier op kistjes. Sommige mensen reageren geschokt als ik dit vertel: ‘Zo jong? Daar heb je zeker spijt van?’ Het antwoord is: helemaal niet. Want hij en ik waren op die zolder nog een soort kinderen. Als jonge honden rolden we gretig over elkaar heen, hapten in elkaar, speelden. Het was een gezond begin van mijn seksleven: een vrolijke en niet beladen ontdekkingsreis van elkaar en onszelf.

Op het eerste vriendje volgde een hoop aandacht van jongens. Ik ben niet heel mooi maar wel opvallend om te zien, en bovendien vrij en openhartig. En tegelijkertijd een beschaafd en verlegen meisje. Ik denk dat het die combinatie is die het hem deed. Dat en mijn opvallende, licht loensende ogen. Ik had al snel in de gaten dat jongens in de war raakten als ze me aankeken. Niet allemaal, natuurlijk, maar toch: genoeg. Mijn middelbareschooltijd was wild, ik ging van de een na de ander. Mijn moeder stelde in die dagen dat ik ‘verliefd was op het verliefd zijn,’ wat me razend maakte maar wel klopte. Ik genoot van aandacht, flirten, seks.

En mijn moeder begreep dat. We zijn, als gezegd, nogal openhartig in onze familie. Het was geen geheim dat zij ook van seks hield, meer dan mijn vader. En dat ditzelfde ook voor mijn grootouders gold. Mijn tien maanden oudere zus gruwelde van de openhartigheid en raakte ervan in de war. Ik luisterde met rode oortjes als een oom, tante, opa of oma iets openbaarde over een verlangen of misstap.

Over misstappen gesproken: het is niet zo dat ik me erbij neerlegde dat mijn man geen seks wenste. In het begin nam ik het hem niet kwalijk, ik vertrouwde erop dat het wel weer goed zou komen en bleef hem begeren, maar na vele keren afgewezen worden vond ik het tijd om in te grijpen.

Een vriendin die ik over mijn seksloze leven vertelde, viel van haar stoel toen ze begreep dat ik geen vibrator had. Ze raadde me aan er subiet een te kopen, een kleintje dat zo hard mogelijk zoemde. “Liefst met een puntje,” zei ze. Ik twijfelde. Ik had nooit zo’n ding gewild, het kwam niet eens in me op. Uiteindelijk kocht ik er eentje. In het begin was het een openbaring, op den duur voldeed het niet. Alleen is maar alleen, ik wilde zo graag weer eens bemind, vastgehouden, begeerd worden.

Mijn man bleef me afwijzen. Ik raakte het beu aldoor met de koektrommel te rammelen en besloot het elders te zoeken. Dat probeerde ik in overleg te doen, maar een eenduidig antwoord op de vraag of ik mijn lusten op anderen mocht botvieren, kreeg ik niet. Hij zei geen ja en geen nee. Voor de zekerheid deed ik het maar stiekem.

God, wat was het spannend op zo’n datingsite. Een wereld ging voor me open. Ze bestonden dus wel, in overvloed zelfs: mannen die wilden – zij het misschien niet met hun eigen vrouw. Ik leefde op, net als vroeger kreeg ik veel aandacht. Ook drong tot me door dat ik eindelijk iets kon met bepaalde wensen waar mijn eigen man niets in zag. Lingerie en kousen dragen bijvoorbeeld (mijn man gaf daar niets om, al droeg ik een jute hansop), en ruige seks. Er bestonden mannen die dingen durfden die ik altijd alleen maar verzon, die er niet tegenop zagen me in mijn billen te knijpen of er een klap op te geven. Althans, dat beweerden sommigen in een chat die braaf begon en totaal niet-braaf eindigde. Aanvankelijk bleef het daarbij, alleen zo’n gesprek deed me al goed. Maar van het een komt het ander, zoals dat gaat.

Ik sloeg aan het experimenteren. Moest ik me schamen? Ja (ik vertelde het niet voor niets niemand).  En nee. Ik hield al jaren uitsluitend rekening met andere mensen: mijn man, mijn zoon, mijn ouders. Ik plooide en schikte mijn karige werk volledig rondom de zorg voor naasten. Dat deed ik graag en voor een deel uit eigen verkiezing, maar tegelijkertijd kon het niet anders en liep het steeds meer uit de hand. Het wegcijferen van mezelf nam groteske vormen aan: mijn puberzoon kon niet naar school en had dag in dag uit, elk minuut van elk uur, zorg nodig. Mijn man accepteerde een derde (!) baan. Mijn ouders gingen nog meer op me leunen. In zekere zin vond ik dat ik mijn affaires verdiende. Ik had het nodig. Het terugvinden van mijn aangeboren seksuele energie deed me goed. Verliefd op het verliefd zijn, onbevangen genieten van seks – ik kon het nog, het bestond nog. IK bestond nog. Ik had twee geslaagde dates en twee mislukte (een gescheiden man bleek een hond te willen zijn. Op een pluizig wit tapijt. Van verbazing schopte ik prompt een glas wijn om waarna hij druk aan het redderen sloeg met vaatdoekjes en sponsjes. Vanaf de wand keken zijn kinderen vanaf van die schoolfoto’s glimlachend toe. Van seks kwam die avond niets meer).

En toen ontmoette ik een man met wie ik vaker wilde afspreken. Een leuke man, een geestverwant, een bescheiden maar slimme kunstenaar met een brede lach, diepbruine ogen en grote handen. Deze man vond het maar niets dat ik nog met anderen afsprak, daar hield ik dus mee op. Ik vond hem toch veel leuker, knapper en lekkerder dan alle anderen – behalve dan mijn eigen man. De kunstenaar werd mijn toevluchtsoord, mijn vluchthaven. Doorgedraaid van alle problemen thuis die zich bleven ophopen (tegenvallende behandelingen van de ziekte van onze zoon, allergische reacties op medicatie, nog meer omvallende familieleden), vond ik bij hem rust en lust, plezier, mezelf. Het was niet zoals het hoorde, het was wel broodnodig. Een bedreiging voor mijn huwelijk was het niet: mijn minnaar was ongebonden en wilde dat blijven, had geen kroost dat ergens last van had en wilde me niet aftroggelen van mijn echtgenoot. Hoe bizar en buitenissig ook, onzuiver was het niet. Ik stelde hem niet in de plaats van mijn man, die bleef de ware.

Mijn man en ik hebben in ons huwelijk veel stormen overleefd, inclusief twee korte buitenechtelijke relaties toen onze zoon nog heel klein was. Helaas, de laatste storm overleefden we niet. Dat kwam niet door mijn minnaar, met hem was het tegen die tijd allang voorbij. Ik was uitgeraasd en had al twee jaar geen seks meer gehad.

Nee, de reden waarom ons huwelijk alsnog misliep lag bij mijn man. Vanuit het niets onthulde hij dat er meer aan de hand was dan libidoverlies. Hij bleek allang ‘een andere afslag’ genomen te hebben – zijn woorden. En ik maar denken dat we nog samen opliepen, dezelfde hoop en dromen voor de toekomst koesterden. Maar hij zat dus al jaren in ‘een proces’, schijnbaar, waarin hij er steeds meer van overtuigd raakte zijn eigen koers te willen gaan varen. Met andere woorden: meneer wilde ervandoor. En zo geschiedde.

Vroeger geloofde ik dat geen seks hebben niet per se dodelijk is voor je relatie, zoals veel deskundigen sinds jaar en dag beweren. Ik wil niemand aan het schrikken maken, maar ik vrees dat ik ongelijk had. Een seksloze relatie is wel degelijk dodelijk. Het is een symptoom. Geen seks betekent geen contact. Geen seks betekent geen intimiteit. Voor je het weet is je man weg. Of neem je zelf de benen.

Winkelwagen
Scroll naar boven